Wireless problemen
T007A
Kies uit een van de volgende mogelijkheden:
  1. Wireless doet het niet of niet goed en u heeft geen idee waar dat aan kan liggen.
    Waar ligt het aan?
  2. Het lukt in het geheel niet om de hardware te configureren of de computer crasht bij gebruik ervan:
    Hardware en driver problemen
  3. De installatie lijkt te zijn gelukt, maar de wireless verbinding komt niet goed tot stand.
    Configuratie problemen
  4. Er is een wireless verbinding, maar het bereik en de snelheid vallen tegen.
    Problemen met het bereik of de snelheid

 



Hij doet het niet. Waar ligt het aan?

Als het niet lukt om een draadloze verbinding op te zetten kan dat vele mogelijke oorzaken hebben. Om enig idee te hebben van de richting waarin u kunt zoeken kunt u de volgende stappen doorlopen:

Stap 1: Controleer welke lampjes er branden.


De meeste wireless apparaten zijn voorzien van een aantal kleine lampjes (LED's) welke op behoren te lichten als het apparaat het goed doet, zoals in het bovenstaande voorbeeld. Blijven de lampjes allemaal uit dan is er iets misgegaan met de installatie of is er een fout met de hardware.
Hierin wordt beschreven welke lampjes er op het apparaat behoren te gaan branden en welke icoontjes er na een succesvolle installatie zichtbaar moeten zijn op uw computer. Er kunnen vele oorzaken voor een dergelijk probleem zijn: de computer is misschien niet helemaal goed ingesteld, het apparaat is niet goed aangesloten of er is iets defect.

Stap 2: configuratie

Is de installatie verder verlopen volgens de handleidding? Zo nee, controleer dan de handleiding.
Zo ja, zie onder stap 3.

Stap 3: bereik

Zet de verschillende onderdelen van het netwerk bij elkaar in de buurt zoals in he bovenstaande voorbeeld. Indien een van de beide onderdelen een modem of modem/router is welke u normaal niet kunt verplaatsen zonder de toegang met het internet te verliezen maak het apparaat dan los an de internetaansluiting, verplaats het, zet het apparaat weer aan en kijk of u via de draadloze verbinding contact op kunt nemen met de webinterface van de router. De procedure hiervoor wordt omschreven onder Toegang tot de web configurator.
U kunt later de internet toegang weer herstellen door het apparaat te verplaatsen en opnieuw aan te sluiten. Maar voor het bereiken van de webpagina's in de router is geen internettoegang noodzakelijk.

Lukte dit eerder niet en nu wel dan is er een probleem met het bereik van beide apparaten. Doorloop de lijst met suggesties onder onderstaande link:
Problemen met het bereik

Lukt het nog steeds niet om verbinding op te bouwen dan is er waarschijnlijk iets mis met de configuratie van (een van) beide apparaten. Doorloop de suggesties van de onderstaande link:
Configuratie problemen




Hardware en driver problemen.

Dit zijn problemen die er voor zorgen dat de wireless verbinding niet tot stand komt of niet goed geconfigureerd kan worden.
Symptomen zijn:
Hiervoor zijn de volgende oorzaken:
  1. Netwerk problemen.
    Niet iedere computer kan goed overweg met een situatie waarbij zowel een wireless als een normale ethernetverbinding wordt gebruikt. De drivers van de ethernet kaart maken dan ruzie met de drivers van de wireless adapter of wireless kaart. Dit kan er toe leiden dat geen van beide vormen van toegang kunnen worden gebruikt. Mocht dit probleem zich voordoen dan raden wij aan om de ethernet kabel uit de computer te verwijderen, de computer opnieuw op te starten en eventueel het netwerk opnieuw in te (laten) stellen.
    Indien u de computer dan vervolgens weer via een ethernet kabel met het netwerk wil laten communiceren raden wij de omgekeerde actie aan: Wireless adapter of kaart los maken, ethernet kabel aansluiten en de computer herstarten.
    Door de grote varieteit aan instellingen, drivers en adapters welke in een computer voor kunnen komen kunnen wij geen algemene oplossing voor dit probleem geven.
  2. Hardware past niet bij elkaar.
    Niet iedere wireless client werkt goed samen met ieder besturingssysteem. Bekende voorbeelden zijn:
  3. Slaapstand problemen.
    Een wireless zender verbruikt een redelijke hoeveelheid energie. Om deze reden wordt een dergelijk apparaat vaak uitgezet als hij niet gebruikt wordt. Dit kan worden ingesteld in het energiebeheer van de computer of in het configuratievenster van de wireless kaart of -adapter. (dit wordt ook wel Hibernate mode genoemd). Niet iedere combinatie van computer en wireless werkt goed op dit punt. Dit kan er toe leiden dat de wireless client niet meer op start, of zelfs dat de computer vast loopt op het moment dat de wireless kaart of -adapter uit de slaapstand wordt gehaald. Er is geen oplossing voor dit probleem welke altijd zal werken, behalve de computer zo instellen dat hij niet in de slaapstand gaat. Mogelijke alternatieve oplossingen zijn:
  4. Meerdere wireless aansluitingen op één computer.
    Windows kan slechts overweg met één wireless aansluiting tegelijk. Dit kan aanleiding geven tot problemen als u op een Windows computer een nieuwe wireless adapter of kaart wenst te installeren. Zorg er dan voor dat de oude adapter of kaart volledig is gedeinstalleerd en fysiek is verwijderd. Raadpleeg hiervoor de handleiding van de oude kaart.
    In sommige computers (met name moderne laptops) is standaard een wireless kaart ingebouwd. Deze apparaten werken niet goed samen met een extra wireless adapter of wireless PCMCIA-kaart. Wij raden aan om de ingebouwde wireless te blijven gebruiken. Indien u toch echt een extra wireless adapter of kaart wenst te gebruiken, deinstalleer in ieder geval de drivers voor de ingebouwde wireless en zet het apparaat uit in het apparaatbeheer van uw computer. Ook dit wil niet garanderen dat de nieuwe kaart werkt. Maak daarom voor dat u deze operatie uit voert een backup van uw installatie, zodat u altijd de oude toestand kunt herstellen.
  5. Verschillende standaarden.
    Er zijn drie verschillende populaire wireless standaarden voor verkleer tussen computers: de 802.11A, 802.11B en de 802.11G norm. Indien verschillende netwerken verschillende standaarden ondersteunen willen ze niet altijd met elkaar werken. De 802.11A norm werkt niet met de twee andere standaarden. De B en G norm kunnen wel met elkaar werken, maar de G norm is sneller dan de B norm en het gebruik van G apparaten in een B netwerk betekent dat het netwerk moet worden ingesteld op het gebruik van de B norm apparaten.
  6. Incompatiblele chips
    Ieder wireless apparaat beschikt over een aantal chips om het wireless verkeer af te handelen. Deze chips worden gemaakt door verschillende fabrikanten en ondersteunen allemaal een of meerdere van de officiele wireless protocollen (802,11A, B of G). In principe zou ieder apparaat dat een van deze normen ondersteunt goed moeten werken met ieder ander apparaat dat dezelfde norm ondersteunt. Maar in de praktijk zijn er kleine verschillen. Hierdoor kan het bijvoorbeeld voorkomen dat twee apparaten van twee verschillende leveranciers welke -officieel- dezelfde norm ondersteunen het toch niet goed met elkaar doen. Soms werken bepaalde apparaten alleen samen met andere apparaten werke aan zeer strikte voorwaarden voldoen. Ze kijken dan bijvoorbeeld of de FCC code van het andere apparaat wel voldoet aan de specificaties. Indien dit niet het geval is komt de verbinding niet tot stand.
  7. kritische toepassingen
    Soms zit de wireless oplossing het gebruik van een ander programma in de weg. Dit is het gevolg van het gebruik van bepaalde wat oudere chipsets. Met name de eerste Intel Centrino chipsets hadden wel eens last van dit probleem.

Oplossingen




Problemen met de configuratie.

Als u er zeker van bent dat de hardware goed met elkaar zou moeten werken en alle drivers goed geinstalleerd zijn, maar de verbinding komt niet goed tot stand, let dan op de volgende dingen:
  1. Wel signaal, geen verbinding...
    Dit komt voor indien u de Wireless apparaten wel goed heeft ingesteld, maar niet de netwerkinstellingen van de computer. U krijgt dan wel een signaalsterkte, maar ook de mededelingen dat de verbinding maar beperkte (netwerk) mogelijkheden heeft, u kunt dan ook het Internet niet bereiken.

    De computers moeten wel correct zijn ingesteld, net als bij een met ethernet bekabeld netwerk. Een fout bijeen van deze instellingen zorgt ervoor dat er geen dataverkeer tussen computers mogelijk is. De weg ligt er als het ware wel, maar er gaat geen verkeer over. De correcte manier om uw computer in te stellen verschilt per versie van Windows en Mac OS. Selecteer de juiste verbinding (zoals in de links aangegeven) en stel ze in, bij voorkeur op het automatisch verkrijgen van een IP adres. Indien dit niet lukt kunt u overwegen het IP adres op iedere computer vast in te stellen.
  2. Wireless Zero
    Windows XP .beschikt over een hulpprogramma om het instellen van wireless apparatuur te vergemakkelijken, Wireless Zero Configuration genaamd. Niet alle wireless apparaten zijn echter op deze manier in te stellen. Soms leidt het gebruik van dit programma er toe dat het apparaat niet juist is ingesteld. Dit kan zich uiten op de volgende manieren: Als het apparaat wordt geleverd met een eigen installatieprocedure en eigen stuurprogramma's en u gebruik maakt van een oudere versie van Windows XP (voor Service pack 2) maak dan gebruik van deze mogelijkheden en niet die van het gebruikte OS. Raadpleeg in alle gevallen de handleiding van de wireless cliënt op de instructie of u nu juist wel of juist niet gebruik dient te maken van deze mogelijkheid van Windows XP.
    De instructies om deze mogelijkheid van Windows XP al dan niet uit te zetten kunt u vinden onder de onderstaande link:
    Wireless Zero Configuration uitzetten
    Mocht u onlangs Service Pack 2 voor Windows XP hebben geinstalleerd en is hierna de wireless toegang uitgevallen, kijk dan onder:
    Windows XP service pack 2
    Heeft uw computer Windows XP service pack 2 of nieuwer dan is kunt u als er problemen zijn overwegen om de hulpprogramma's van de fabrikant van de wireless apparaten te laten voor wat ze zijn. Installeer indien van toepassing dan alleen de drivers voor een nieuwe wireless kaart, niet de Wireless Utility zoals deze vaak wordt meegeleverd.
  3. Onvolledige installatie
    Vaak gaan er na een succesvolle installatie allerlei lampjes branden en/of verschijnen er nieuwe icoontjes op de desktop van de computer waarmee u het apparaat probeert te gebruiken. Raadpleeg hiervoor de handleiding van het apparaat. Indien deze dingen zich niet voordoen dan is het niet uitgesloten dat er iets mis is gegaan bij de installatie, of dat de installatie niet mogelijk is. Controleer de punten onder Problemen met de hardware
  4. Meerdere gebruikers op dezelfde computer
    Bij systemen waarop meerdere gebruikers zijn aangemaakt (mogelijk onder Windows NT, XP en 2000) wordt de wireless cliënt niet als system service ingeladen. In die gevallen dient met de wireless cliënt utility als system service in te laden voordat de gebruiker inlogt.
  5. Verkeerde beveiligingsinstellingen
    Probeer de verbinding tot stand te brengen met een minimum aan instellingen. Stel bijvoorbeeld de WEP-key voor de beveiliging pas in nadat u er zeker van bent dat de dwireless verbinding normaal tot stand komt. Indien de wireless verbinding bijvoorbeeld na het instellen van de WEP-key verloren gaat, dan heeft u een sterke aanwijzing dat er bij het instellen van de WEP-key iets verkeerd is gegaan. Ook een verkeerd geconfigureerde firewall op een computer kan het gebruik van de draadloze verbinding in de weg zitten. kijk of de verbinding werkt wanneer u de firewall heeft uitgezet.
  6. Fouten in de basisinstellingen
    Er kan een fout zitten in de basisinstellingen van het draadloze netwerk, te weten:
  7. Conflicterende andere programma's
    Probeer de verbinding tot stand te brengen terwijl zo weinig mogelijk andere programma's actief zijn. Zet bij het voor de eerste keer configureren in ieder geval de firewall uit. Indien de verbinding tot stand komt maar wegvalt wanneer u de firewall weer activeert dan weet u zeker dat de firewall de problemen veroorzaakt en dat de instellingen van de firewall moeten worden aangepast om wireless verbindingen mogelijk te maken.
  8. Afstand
    Probeer -als u dit nog niet gedaan heeft- de verbinding tot stand te brengen terwijl zender en ontvanger op een zo kort mogelijke afstand van elkaar staan. Als het dan wel lukt om de verbinding tot stand te brengen dan is het probleem niet de configuratie, maar is er waarschijnlijk een krachtige storende factor in de buurt. Zie hiervoor Problemen met het bereik
  9. Verkeerde standaard
    Hoewel Wi-Fi (protocol 802.11b, g of n) een wijd geaccepteerde standaard is verschillen de producten van verschillende leveranciers soms net iets van elkaar. Hierdoor ka het voorkomen dat twee willekeurige wireless producten niet helemaal goed met elkaar samenwerken. Het valt daarom aan te bevelen om:




De prestaties en het bereik van wireless

Problemen met het bereik en de prestaties van een draadloze verbinding zijn in de regel het gevolg van de omgeving van de verbinding, vrijwel nooit het gevolg van verkeerde apparatuur of verkeerde instellingen. Dit hoofdstuk bevat een groot aantal aanwijzingen en suggesties waarmee u de oorzaak van het probleem kunt achterhalen en mogelijk oplossen.

Probeer altijd eerst een verbinding te maken met een minimale afstand, bijvoorbeeld door de twee toestellen naast elkaar op dezelfde tafel te zetten:


Zorg ervoor dat er geen voorwerpen tussen beide toestellen in staan en dat alle andere draadloze apparaten zo veel mogelijk uit staan.
U behoort nu een verbinding tussen beide toestellen op te kunnen bouwen. Als dit niet het geval is dan Men kan er van uitgaan dat als de verbinding op korte afstand goed werkt: Als de draadloze verbinding met een dergelijke opstelling in zijn geheel niet tot stand komt dan is er waarschijnlijk een fout gemaakt bij de keuze van de hardware, de installatie of de configuratie.

Het bereik van een Wi-Fi verbinding is onder optimale omstandigheden een meter of 400. Deze omstandigheden worden in de praktijk nooit gehaald. Gemiddeld is het bereik in een thuis- of kantooropstelling 20 tot 40 meter. Een slecht bereik is vaak niet de schuld van ondeugdelijke apparatuur. Er zijn veel verschillende factoren welke het bereik omlaag kunnen brengen:
Voor mogelijke oplossingen zie:
Oplossingen voor problemen met het bereik


1: Obstakels.

1.1 Binnenshuis
Het signaal wordt verzwakt door vaste objecten tussen de zender en ontvanger. De Wi-Fi apparaten werken het best in een "Amerikaans" kantoor. In dit kantoor hebben alle medewerkers een kleine, open werkplaats (cubicle) welke slechts door een dunne, lage afscherming van de andere medewerkers is gescheiden. In Europa hebben medewerkers vaak afzonderlijke kamers en worden als afscheiding stenen en betonnen wanden gebruikt. Hieronder een voorbeeld van hoe de ontvangst van een Access Point bij een opstelling in een typisch kantoorgebouw kan lopen. Deze meting is uitgevoerd in een gemiddeld kantoorpand met een liftschacht in het midden en metaal versterkte buitenmuren. De meting is herhaald met meerdere merken en apparaten.


Duidelijk is te zien dat muren de ontvangst bemoeilijken en dat vooral metaal (de liftschacht en de buitenmuur) een negatief effect hebben.
Met een ontvangst van 60% of horen behoort een probleemloze verbinding standaard te zijn. Bij 40 tot 60% zal het in de praktijk ook nog wel lukken maar bij 20 tot 40% is de verbinding onzeker. Beneden de 20% zal de verbinding slechts met moeite tot stand komen.

Op de verdieping onder en boven het Access point waren de metingen 50% lager dan op dezelfde verbinding. Dus was er alleen een goede verbinding mogelijk recht boven of recht onder het Access Point.

De ontvangst is op zijn best als het access point op een centrale plaats enkele decimeters onder het plafond wordt opgehangen.
Toch is de ontvangst óók bij direct zicht van een ontvanger op de zender niet altijd optimaal. Dit wordt veroorzaakt door het zogenaamde "Fresnel-effect". Als er objecten dicht in de buurt van de zichtlijn het signaal absorberen wordt het eindsignaal ook minder. Dit wordt veroorzaakt doordat het signaal tussen zender en onvanger min of meer een ovale ruimte benut:


Het volstaat dus niet om bij bijvoorbeeld een muur een gaatje precies tussen zender en ontvanger te boren. Een groot deel van het signaal wordt dan nog steeds geblokkeerd.

De volgende tabel geeft een indruk van de mate waarin obstakels invloed hebben op het bereik:

Obstakelverlies
lucht
0 dB
glazen ruit, normaal
3 dB
glazen ruit, gecoat
5-8 dB
Houten muur
10 dB
Stenen muur of plafond, 15 cm
15-20 dB
Stenen muur of plafond, 30 cm
20-25 dB
Water
variabel

Een verlies van 3 dB komt ongeveer overeen met de helft van de signaalsterkte.

Een mogelijke oplossing voor een slechte ontvangst in een deel van het pand is het gebruik van meerdere access points voor dezelfde verbinding. Deze techniek wordt "roaming" genoemd. Een verwante techniek is WDS. Hierbij kunnen de gebruikte computers een verbinding opbouwen met het access point dat het dichtste in de buurt is, of geven de ontvangers elkaar het juiste signaal door waardoor het bereik een stuk vooruit gaat.. Een paar opmerkingen hierbij:


1.2 Vermogen en bereik
Vaak wordt gesuggereerd dat het bereik kan worden verbeterd door het vermogen van het access point te vergroten. Een dergelijke operatie is in strijd met de Nederlandse wetgeving welke het maximaal vermogen van een zender op deze frequentie regelt. Het is wel toegestaan om externe richtantennes te gebruiken. Hiermee kan het bereik van een Wifi verbinding worden vergroot, maar slechts in een enkele richting. Het is daarom geen oplossing voor de problemen zoals deze in het bovenstaand kantoorpand bestaan. In de media gaan verhalen rond over Wifi verbindingen over tientallen kilometers afstand. Dan gaat het altijd om een combinatie van een zware zender (illegaal in Nederland) en een richtantenne. Soms is het mogelijk om een externe antenne op de router aan te sluiten. Hiermee komt de antenne op een andere plaats te staan, bijvoorbeeld aan de andere kant van een obstakel. Op deze manier kan het obstakel worden vermeden en het bereik vergroot.

1.3 Buiten het pand
Dezelfde materialen welke er voor zorgen dat het draadloze signaal binnen een woning niet goed doorkomt zijn ook verantwoordelijk voor blokkade van het signaal in de buitenlucht. Zelfs als een externe antenne op het dak wordt gebruikt. Bomen zijn een berucht obstakel: zij bevatten water. Water absorbeerd de frequentie. Wi-Fi werkt op dezelfde golflengte als een magnetron. Als u dwars door een boom probeert te zenden bent u als het ware bezig om de boom te koken!. Het signaal komt niet door. Dit probleem doet zich ook voor als u door de verschillende bomen met bijvoorbeeld de laptop direct de zender kunt zien. Door het "Fresnel" effect (zie boven) wordt een groot deel van het vermogen toch door de bomen geabsorbeerd, ondanks het feit dat ze niet direct in de zichtverbinding staan.



De enige oplossing is hier ergens anders te gaan zitten. Natuurlijk hebben ook sneeuw en mist een nadelig effect op de ontvangst van een draadloze verbinding van dit soort.

2: Reflecties.
Metalen oppervlakten kunnen het signaal reflecteren. Hierdoor wordt de ontvangst in de buurt van zo'n oppervlakte sterk verstoord. Hierbij moet niet altijd direct gedacht worden aan een metalen plaat. Een ruit met een half doorlatende metalen coating reflecteert het signaal ook. In het onderstaande voorbeeld is uitgaan van hetzelfde inaginaire kantoorpand, maar nu voorzien van een aantal reflecterende ramen.


Het verstorend effect van metaal kan vrijwel afwezig zijn, maar ook veel sterker dan in het bovenstaande voorbeeld. Deze vorm van storing is eigen aan de 802.11b standaard en daarom niet te verhelpen. Indien een gebruiker hier last van heeft valt het aan te raden te experimenteren met de plaatsing van het access point om het effect zo klein mogelijk te laten zijn.

Verschillende materialen hebben een verschillend effect:

Materiaal
Reflectie
Hout, gips, kunststof en normaal glasgeen
Baksteen, natuursteen en watergeen
Zware papierrollengeen
Gewapend beton en pantserglaswisselend
Metaalzeer sterk
Gecoat glaszeer sterk


3: Signaal verstrooing
Ieder materieel obstakel verstoort het signaal in min of meerdere mate. Bij grotere, ruwere oppervlaktes kan het voorkomen dat het signaal wordt verstrooid en versplinterd, waardoor het bereik ook tegen kan vallen. Denk hierbij aan een zwaar, hoogpolig tapijt of een bakstenen muur. Oplossing is ook hier experimenteren met de opstelling van de apparaten.

4: De orientatie van de antennes.
Het maximum bereik van een access point is meestal geen bol met het access point in het midden, maar meer een discus. In het onderstaande voorbeeld is (ietwat overdreven) het bereik ontvangst ten opzichte van een access point getekend. Bij een access point met een interne PCMCIA kaart ligt de beste ontvangst in hetzelfde vlak als de kaart (linksboven in de afbeelding), bij het gebruik van een sprietantenne (meestal 12 cm lang en makkelijk van richting te veranderen) ligt de beste ontvangst in een vlak loodrecht op de lengterichting van de antenne. Bij access points met twee externe antennes heeft het bereik de vorm van twee discussen welke elkaar voor het grootste deel overlappen.



Door de platte vorm van het bereik kan het voorkomen dat een gebruiker op de vloer waar het access point geplaatst is een prima bereik heeft maar dat dit bereik zich niet tot een andere vloer uitstrekt. Soms kan een oplossing worden gevonden door de zender en ontvanger zo te draaien dat zij meer in een en hetzelfde vlak liggen. Op zich heeft voor de ontvangst een ingebouwde PCMCIA kaart geen voordelen boven een sprietantenne, maar een sprietantenne is vaak wat gemakkelijker een andere kant op te buigen.

Ook een losse, externe antenne heeft vaak een bereik dat niet in iedere richting even goed is. In de onderstaande afbeelding (van links naar rechts) een antenne die echt alle richtingen op werkt, een typische sprietantenne en een richtantenne.

Bij een gelijk zendend vermogen gaat een verbetering van het bereik naar een kant ten koste van het bereik naar alle andere kanten. Een externe antenne KAN dus in een speficieke richting een oplossing zijn. Maar pas op: vaak wordt een externe antenne gepresenteerd met een aantal dBi verbetering. Dit is de verbetering in een specifieke richting ten opzichte van het "bolvormige" bereik. Aangezien een wireless access point in de regel al is uitgerust met een antenne met een enigszins discusvorming bereik betekent het aansluiten van een externe antenne dus niet dat het bereik altijd beter wordt. Een externe antenne is daarom vooral nuttig indien een omstakel de ontvangst belemmerd of indien in een zeer specifieke richting een verbinding moet worden opgebouwd.

5: Andere draadloze apparaten.
De ontvangst van Wi-Fi kán nadeling effect ondervinden van: Vaak kan dit soort probleem worden verholpen door de computer of het access point te verplaatsen.
De opkomst van Wi-Fi is voor een deel te danken aan het feit dat deze standaard gebruik maakt van een "vrije" frequentie waarvoor geen dure zendvergunning nodig is. Dit voordeel heeft er voor gezorgt dat vele andere vormen van populaire draadloze verbindingen van dezelfde vrije golflengte gebruik maken. Hierdoor doet zich het probleem voor dat de opkomst van draadloze verbindingen het gebruik van draadloze verbindingen in de weg staat.
Ook de 802.11a norm maakt gebruik van een "vrije" frequentie. Deze wordt echter met veel minder andere toepassingen gedeeld, dus een 802.11a verbinding zal minder gauw last hebben van interferentie.

6: Wi-Fi interferentie
Het bereik van een bepaalde Wi-Fi verbinding kan verminderd worden doordat iemand in de buurt een andere Wi-Fi verbinding gebruikt. Er zijn in totaal 13 kanalen beschikbaar voor gebruik in Nederland. Verschillende zenders kunnen beter geen gebruik maken van kanalen welke te dicht op elkaar zitten, anders ontstaat inteferentie en daalt het bereik. Het is bij Wi-Fi zelfs nog erger dan TV- of radiokanalen omdat er 3 volle kanalen separatie tussen twee gebruikte kanalen moeten zitten. Dus wanneer er een Access Point op kanaal 6 zit dan moeten de routers die in hetzelfde bereik op minimaal kanaal 1 en maximaal 11 zitten!.

Dit betekent dat nooit meer dan drie Access Points in hetzelfde gebied actief kunnen zijn zonder dat ze elkaar storen. In ideale omstandigheden betekent dat dat binnen een straal van 2 x 400 meter maar drie Access Points mogen staan. Omdat de Access Points nooit een bereik van 400 meter hebben, maar eerder 20 tot 40 meter, betekent dit nog steeds dat binnen 40 tot 80 meter er maar drie Access Points mogen zijn. In het onderstaande voorbeeld is een situatie geschetst waarin een aantal gebruikers op korte afstand van elkaar de juiste kanalen gebruiken:



In dit voorbeeld zitten meerdere wireless gebruikers binnen 40 meter afstand van elkaar. Ze hebben hun kanalen zo gekozen dat ze zo min mogelijk last van elkaar hebben: de keuze is zo dat geen enkele gebruiker grenst aan het zendbereik op eenzelfde of storend kanaal. De gekozen kanalen liggen ook netjes op voldoende afstand: kanaal 1, 6 en 11 liggen 5 kanalen van elkaar af, voldoende om geen last van een ander te hebben. Deze verdeling kan eindeloos worden voortgezet:



Maar er zijn een aantal problemen met een dergelijk model: Kortom, hopen dat niet te veel buren er ook eentje aanschaffen of over stappen op 802.11a. Deze standaard wordt minder gebruikt en heeft minder last van dit soort problemen omdat ze gebruik maakt van een totaal andere frequentie..

7: Fragmentatie
In een omgeving met veel mogelijke storende factoren kan het de moeite lonen om de fragmentatieinstellingen van de draadloze verbinding aan te passen. De instelling kan in de regel worden gewijzigd in het menu van het access point of de wireless cliënt.
Een draadloze verbinding stuurt alle gegevens niet als één grote stroom, maar verdeelt de gegevens in pakketjes. Deze pakketjes worden een voor een worden verzonden. Ieder pakketje wordt voorzien van een hoeveelheid extra gegevens, waaronder een volgordenummer en een controle nummer. Hierdoor kan de ontvanger controlleren of het pakketje wel intact is aangekomen en kan hij door de volgorde de pakketjes weer bij elkaar voegen tot één geheel. Als een pakketje niet goed is ontvangen wordt het opnieuw verstuurd, net zo lang totdat het wél intact over is gekomen.

De grootte van het pakketje wordt ingesteld met de zogenaamde fragmentation threshold. Dit geeft de maximale lengte van een pakket in bits weer, een getal tussen de 256 en 2048. In het onderstaande een schematische voorstelling van een hoge (links) en een lage (rechts) fragmentation threshold:

Het moge hieruit duidelijk zijn dat bij een perfecte verbinding een hoge fragmentation threshold de voorkeur heeft: de gegevensstroom wordt zo veel mogelijk in een enkele stroom verzonden met een minimum aan extra gegevens. Het verhaal wordt anders als er ergens in de gegevensstroom een fout ontstaat, waardoor de controlesom (Checksum) niet helemaal klopt en de verzender het pakket opnieuw gaat verzenden. Zie het onderstaande voorbeeld:

Bij een groot pakket met een fout wordt het hele pakket opnieuw verzonden, bij een serie kleine pakketten wordt alleen het pakket waarin de fout zat opnieuw verzonden, in dit geval veel sneller. Het fijn afstellen van een fragmentation threshold is een zaak van geduld en uitproberen. Zowel een te hoge als een te lage drempel leiden tot het verlagen van de effectieve verbindingssnelheid. Aangezien de juiste instellingen van geval tot geval kunnen verschillen zien hiervoor geen algemene regels te geven.

Beveiligingstoepassingen als Radius, WPA en 802.1x vereisen dat een pakket van een bepaald minimale grote als één geheel wordt verzonden en ontvangen. Stel daarom bij het gebruik van dergelijke instellingen de fragmentation threshold niet te laag in. Als de instelling deze pakketjes in te kleine stukken hakt zal de beveiliging constateren dat er iemand met de verbinding zit te rommelen (want het pakketje komt niet intact over) en zal de verbinding worden geblokkeerd.

8: Het "Hidden node" - probleem
Dit probleem doet zich vooral voor bij draadloze netwerken met meerdere gebruikers welke wat verder uit elkaar zitten.
Normaal wachten de verschillende wireless clients (computers) welke met een Access Point (AP) zijn verbonden op elkaar, zodat iedere client op zijn beurt een korte tijd met het AP kan communiceren, zoals in het onderstaande voorbeeld (links:).

Als twee wireless clients (computers) buiten elkaars bereik zijn maar wel beide binnen het bereik van het Access Point (AP), dan kan het gebeuren dat ze te gelijkertijd gaan zenden zonder te constateren dat ze elkaar storen. Ze denken dan beide dat ze de enige client zijn en dat ze dus geen rekening met andere clients hoeven te houden. Het effect is te vergelijken met een klas vol kinderen die door elkaar beginnen te roepen naar de leraar: de kwaliteit van de communicatie is niet zo best (als in bovenstaande voorbeeld: rechts).

Dit probleem kan worden opgelost door op het access point RTS/CTS te activeren. RTS/CTS staat voor: Request To Send/ Clear To Send. De computers vragen dan steeds het AP of ze mogen zenden: de leraar geeft de leerlingen een voor een de beurt. Deze instelling gaat ten koste van een verlies aan doorvoersnelheid, maar het maakt de verbinding veel robuuster.

RTS/CTS wordt ingesteld door middel van het opgeven van een RTS/CTS Threshold met een waarde tussen de 0 en 2432 bytes. De waarde geeft de maximale omvang van het pakketje data weer dat de Cliënt mag versturen voor dat hij aan het Access Point om toestemming moet vragen. Bij een lager getal moet er vaker om toestemming worden gevraagd. Om ind e beeldspraak te blijven: de leraar moet vaker beurten uitdelen. Dat betekent minder door elkaar gillende leerlingen, maar een drukkere leraar. Wat de optimale instelling is is sterk afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden. In het algemeen raden we aan pas met deze instellingen te experimenteren als u het vermoeden heeft dat er een "hidden node" probleem in uw netwerk bestaat.

Het verlies in prestaties is afhankelijk van de ondersteunde snelheid en de gebruikte standaard. Bij de 802.11b en b+ is het verlies een paar procenten. Bij het gebruik van 802.11a en g op hogere snelheden kan het verlies bij gebruik van RTS/CTS in doorvoersnelheid oplopen tot 30 a 40 procent van de totale doorvoersnelheid. Het is dus zaak om te experimenteren met meerdere instellingen om er uiteindelijk achter te komen of het activeren van RTS/CTS een oplossing is.

Stel in ieder geval de waarde voor de RTS/CTS threshold nooit hoger in dan de normale fragmentation threshold van de verbinding (uitgelegd onder punt 7). Om RTS/CTS te laten plaats vinden moeten datapakketjes worden verstuurd. Deze worden bij een lagere fragmentation threshold "te kort" geknipt, met als gevolg dat ze nooit intact aankomen en er dus geen verkeer wordt toegestaan.

9: Overhead.
Wi-Fi wordt vaak aangeboden en geadverteerd op basis van de maximale snelheid van de verbinding. Bijvoorbeeld 11 Mbit/s (bij 802.11B) en 54 Mbit/s (bij 802.11g). De Mbit/s in deze aanduidingen staan voor het aantal Mega-Bits weke maximaal wordt verzonden, maar dit getal is niet gelijk aan het aantal Mbit welke u maximaal door een dergelijke verbinding heen kunt sturen. Zelfs niet onder de meest gunstige omstandigheden.

De reden hiervoor is, dat dit soort verbindingen een groot deel van hun gegevensstroon nodig hebben om de gegevensstroom tzelf te organiseren: timing, foutcorrectie, zend- en ontvangstgegevens etc. Dit wordt de "overhead" van de verbinding genoemd.

In de praktijk kunt u door een 11 Mbit verbinding maximaal 5,5 Mbit/s gegevens versturen en door een 54 Mbit maximaal 20 Mbit aan gegevens. Hierdoor lijkt het soms alsof de verbinding niet optimaal verloopt.

10: Gedeelde bandbreedte.
De totale snelheid van de Wi-Fi verbinding moet worden gedeeld door alle daarop aangesloten gebruikers en past zichzelf automatisch aan aan de slechtste ontvangst door die maximale snelheid te kiezen waarop iedere gebruiker nog contact heeft. Dit heeft twee gevolgen:
  1. Als er meer dan een paar gebruikers op hetzelfde Access point zitten loopt de maximum snelheid snel terug.
  2. Het access point houdt rekening met de slechtste verbinding onder zijn gebruikers en past zijn snelheid daar op aan. Dit kan betekenen dat daardoor de totale hoeveelheid beschikbare bandbreedte ook minder wordt.
Deze problemen worden duidelijk in het onderstaande voorbeeld:



In de meest linker situatie werkt een enkel persoon op korte afstand van het access point. Hij heeft de hele bandbreedte voor zich alleen: een comfortabele 5 Mb/s datadoorvoer. In de middelste situatie komen er vier collega's bij. Ze zitten allemaal in dezelfde kleine ruimte, de totale beschikbare bandbreedte wordt netjes verdeeld. Uitgaande van een 11 Mb verbinding en overhead (zie punt 8) betekent dit dat iedere gebruiker 1mb/s ter beschikking heeft, voor veel toepassingen meer dan ruim genoeg.
In het rechter voorbeeld is een van de vijf gebruikers in een andere ruimte gaan zitten, terwijl hij nog steeds op hetzelfde access point is afgestemd. Vanaf zijn nieuwe werkplaats is het bereik stukken minder goed. Het access point probeert ook met deze gebruiker contact te houden en schakelt daarom terug naar een bandbreedte van (in totaal) 1Mb/s, waardoor alle gebruikers een magere 0,1 Mb/s over houden. Voor veel toepassingen irritant traag.

De aangewezen oplossing voor dit soort problemen is te vinden onder punt 1) obstakels, maar veel ellende kan worden voorkomen door niet teveel mensen tegelijkertijd van een en hetzelfde access point gebruik te laten maken.

11: Zendvermogen en protocol.
Het overgrote deel van de computerapparatuur voor draadloos internet werkt volgens de IEEE 802.11b (11 MB maximum) of de IEEE 802.11g (54 MB) normen. De laatste van de twee normen is sneller en wat recenter. In de regel kunnen apparaten welke met de 11 g norm werken ook overweg met 11 b apparaten, mits de apparaten daarop worden ingesteld en men accepteert dat de communicatie niet op de hogere snelheid zal plaatsvinden.

Het vermogen van een apparaat onder de 11 b (11 Mb) norm is vaak anders dan het vermogen onder de 11g (54 Mb) norm. Daarmee verandert ook het effectieve bereik van het apparaat:


In het bovenstaande voorbeeld heeft een aparaat met de tragere 11 MB norm meer vermogen dan met de snellere 54 MB norm. Dit hoeft bij goede omstandigheden geen probleem te zijn. Maar als een andere gebruiker op de grens van het bereik zit kan het voorkomen dat de communicatie onder de 54 MB norm niet meer voldoet.

Probeer in dit soort situaties een verbinding op te zetten met behulp van de tragere 11 MB norm. Mocht de verbinding het dan wel doen, dan heeft u een indicatie van de oorzaak. Een echte oplossing is er vaak niet. Het blijft dan een afweging tussen een snelle verbinding op korte afstand of een tragere verbinding op een langere afstand.


12: Zendvermogen en firmware.
Vrijwel alle moderne modems en modem/routers met wireless mogelijkheden worden uitgeleverd in een vorm waarbij het draadloze zendvermogen zo sterk staat ingesteld als in Nederland nog legaal is. Maar dit is niet bij alle modems, firmwares en modellen het geval. Mede om deze reden adviseren we altijd uit te gaan van de nieuwste firmware.

13: Ongelijke standaarden.
Op dit moment (medio 2007) zijn de oudere 802.11b (11 Mb/s) en de snellere 802.11g (54 Mb/s) standaard wijd verspreid. De officiele 802.11a (54 Mb/s) standaard komt in Nederland vrijwel niet voor en de 802.11n standaard is nog in ontwikkeling en niet officieel vastgelegd.
Apparaten welke voor de ene standaard werken doen het in de regel niet zonder meer op een andere standaard, hoewel 802.11g het behoort te doen in combinatie met 802.11b apparaten, maar dan wel op de lagere snelheid.

De trend in de markt is naar snellere wireless verbindingen met een beter bereik. Hiervoor worden meerdere standaarden voorbereid. De meest veelbelovende van deze alternatieven zijn WIMAX en 802.11n, maar deze standaarden zijn nu nog niet beschikbaar en veel fabrikanten leveren nu al alternatieven welke een hogere maximale verbindingssnelheid en/of een beter ongestoord bereik kunnen garanderen. Deze standaarden staan bekend onder namen als MIMO, G+, Draft-N (ook wel Pre-N genaamd) of Super G. Toepassing van een dergelijke standaard kan de volgende ongewenste bijeffecten hebben: Het valt te verwachten dat in de toekomst dit soort problemen voor een groot deel zullen verdwijnen met de komst van de nieuwe 802.11n en WIMAX standaarden.

Oplossingen voor problemen met het bereik

Er bestaat geen oplossing die in alle situaties voldoet. Hieronder een lijst van suggesties.

  1. Verplaats de zender.
    Veel gebruikers monteren hun wireless router op de plaats waar de telefoon het pand binnen komt: de gangkast. Dat is met alle leidingen vaak een minder geschikte plaats om een zender neer te zetten. Wij adviseren om voor het verplaatsen van het apparaat eerst te kijken wat de beste plaats voor het apparaat is. Dat kan door het apparaat op verschillende plaatsen in huis neer te zetten en te kijken hoeveel "balkjes" u haalt .

    Deze methode heeft als nadeel dat er vaak extra kabels moeten worden gebruikt, maar de verbetering kan de moeite waard zijn.

    Hierboven een voorbeeld van het bereik bij de plaatsing in een gangkast met leidingen en in de woonkamer.
  2. Gebruik een betere, moderne zender. De standaarden voor draadloos internet zijn in de jaren na 2005 sterk verbeterd in snelheid en bereik. De standaard 802.11N geeft uit zichzelf de beste snelheid bij een gegeven bereik. Met meerdere antennes (MIMO) heeft het apparaat vaak ook een beter bereik. Maar veel storingen en blokkade's zijn ook met een moderne zender niet te verhelpen.
  3. Gebruik speciale wireless netwerkapparaten, zoals een extra antenne, repeater, WDS of extra access point. Dit is extra hardware waarmee in veel gevallen het bereik kan worden vergroot. Er zijn verschillende mogelijkheden.